-
1 smaak
♦voorbeelden:een dure smaak • expensive tasteseen fijne smaak hebben • have a fine palateeen goede smaak hebben • have good tastevan goede/slechte smaak getuigen • be in good/bad taste〈 figuurlijk〉 de smaak van iets te pakken hebben • have acquired a taste for, have come to like somethingsmaken verschillen • tastes differieder zijn smaak • everyone to his own taste〈 figuurlijk〉 in de smaak vallen bij … • appeal to …, find favour with …〈 figuurlijk〉 zijn optreden viel niet bij iedereen in de smaak • his behaviour was not to everybody's likingiets met (veel) smaak nuttigen • eat something with (great) relishnaar mijn smaak • to my tasteiets op smaak brengen • season somethingover smaak valt niet te twisten • there is no accounting for taste(s)geen smaak hebben • have no taste -
2 keuring
1 [het keuren/gekeurd worden] testing ⇒ 〈 met betrekking tot edelmetalen〉 assaying, 〈met betrekking tot eetwaren/dieren〉 inspection, 〈 monsteren, ook met betrekking tot voedsel〉 sampling, 〈met betrekking tot thee/whisky/wijn enz.〉 tasting, 〈 medisch〉 examination2 [onderzoek] test ⇒ 〈 met betrekking tot edelmetalen〉 assay, 〈met betrekking tot eetwaren/dieren〉 inspection, 〈 medisch〉 examination♦voorbeelden: -
3 off
adj. gesloten; afgezegd; aan de kant (weg); vrij (vrije dag); aan de rechterkant van de weg--------adv. verder; weg; af--------interj. verder!--------n. dicht--------prep. van; opoff1[ of] 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉2 minder (goed) ⇒ slecht(er), teleurstellend♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:4 off chance • kleine/geringe kans4 van de baan ⇒ afgelast, uitgesteld5 weg ⇒ vertrokken, gestart6 uit(geschakeld) ⇒ buiten werking, niet aan♦voorbeelden:this sausage is off • dit worstje is bedorven3 a bit off • niet in de haak, niet zoals het hoort5 be/get off to a good/bad start • goed/slecht beginnen(be) off with you • maak dat je wegkomt6 the water is off • het water is afgesloten/niet aangesloten————————off2〈bijwoord; vaak predicatief〉1 〈 verwijdering of afstand in ruimte of tijd〉 verwijderd ⇒ weg, (er)af, ver, hiervandaan; 〈 dramaturgie〉 achter de coulissen2 〈 einde, voltooiing of onderbreking〉af ⇒ uit, helemaal, ten einde♦voorbeelden:chase the dog off • de hond wegjagenrun a few pounds off • er een paar pondjes afrennensend off a letter • een brief versturenfar off in the mountains • ver weg in de bergenoff with his head • maak hem een kopje kleineroff with it • weg ermeeoff with you • maak dat je wegkomtkill off • uitroeienturn off the radio • zet de radio af3 5% off • met 5% korting¶ off and on • af en toe, nu en danbe well/badly off • rijk/arm zijn————————off3〈 voorzetsel〉1 〈plaats of richting met betrekking tot een beweging; ook figuurlijk〉 van ⇒ van af, vandaan, verwijderd van2 〈 bron〉op ⇒ van, met, uit4 〈ligging met betrekking tot een plaats; ook figuurlijk〉van … af ⇒ naast, opzij van, uit♦voorbeelden:she fell off the chair • zij viel van de stoeltake your hands off me • hou je handen thuisit bounced off the wall • het ketste van de muur terugI bought it off a gypsy • ik heb het van een zigeuner gekochtI got this information off John • ik heb deze informatie van John gekregenlive off the land • van het land leven3 off duty • vrij (van dienst), buiten dienstI've gone off fish • ik lust geen vis meera house off the road • een huis opzij van de wegan alley off the square • een steegje dat op het plein uitkomta year or two off sixty • een jaar of wat onder de zestig -
4 dik
dik1〈 het〉1 [bezinksel] grounds, dregs2 [dik gedeelte] thick♦voorbeelden:iemand door dik en dun volgen • support someone/stand by someone through thick and thin/fair and foul————————dik24 [opgezet, gezwollen] swollen♦voorbeelden:1 een dik boek • a thick/fat book10 cm dik • 10 cm thickde dikke darm • the large intestineze stonden tien rijen dik • they stood ten (rows) deepeen dikke streep/lijn • a thick/bold stroke/lineeen dikke trui • a thick jumperdik worden • thicken, set, congealdie jurk maakt dik • that dress makes you look fatdik worden • grow fatzij heeft aanleg om dik te worden • she puts on weight easilydik worden • swell (up)¶ dik doen • swank, swagger, boastzich dik maken (over iets) • get worked up (about something)II 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉♦voorbeelden:een dikke voldoende • a (very) high markdik tevreden (zijn) • (be) well-satisfieddik verdiend • well-earnedhij is dik in de zeventig • he is well into his seventiesdik onder het stof • thick with dustdat komt dik voor elkaar/mekaar • that'll work out finehet er dik bovenop leggen • lay it on thickhet ligt er dik bovenop • it is quite obviousdat zit er dik in • I wouldn't be surpriseddik in iets zitten • have plenty of somethingdikke vrienden zijn • be great/close friendseen dikke mist • thick fog -
5 inhouden
1 [bedwingen, beheersen] restrain ⇒ hold (in/back)2 [niet uitbetalen, innemen] deduct5 [ingetrokken houden] hold in♦voorbeelden:hij schreef op ingehouden toon • he wrote in a subdued tonezijn vaart inhouden • slow down2 een zeker percentage van het loon inhouden • deduct/ 〈 met betrekking tot belasting〉 withhold a certain percentage of the wageszijn beloften houden niets in • his promises are meaninglessTaal en Bedrijf, wat houdt dat eigenlijk in? • ‘Language and Business Studies’, what does that involve actually?oppassen op kleine kinderen houdt ook in dat je veel luiers verwisselt • looking after small children involves/means changing lots of nappieswat houdt dit in voor onze klanten? • what does this mean for our customers?II 〈wederkerend werkwoord; zich inhouden〉1 [zich bedwingen] control oneself♦voorbeelden:zich inhouden om niet in lachen uit te barsten • keep a straight face -
6 keuren
1 test ⇒ assay 〈 edelmetalen〉, inspect 〈 eetwaren, dieren〉, 〈 monsteren, ook voedsel〉 sample, 〈met betrekking tot thee/whisky/wijn enz.〉 taste, 〈 medisch〉 examine♦voorbeelden:films keuren • censor filmsvoor militaire dienst gekeurd worden • have a medical (examination) for military service
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский